Door Francis Boer

De zaal vormt het centrum van de overweldigende tentoonstelling. Tientallen bezoekers schuifelen van ruimte naar ruimte, dicht opeengepakt kennismakend met de Utrechtse caravaggisten en hun fantastische werk, dat vanuit alle hoeken van de wereld hier in het Centraal Museum is verzameld. Geconcentreerde bewakers lopen met ernstige gezichten rond, de bijzondere bruiklenen met hun leven beschermend. In die centrumzaal staan er standaard twee van hen naast één specifiek werk, niet voor niets: het betreft hier een absoluut topstuk uit de Vaticaanse Musea, die in z’n lange leven nog nooit zo’n verre reis heeft ondernomen. Bezoekers lijken zich dat, ook zonder rondleider of oortje met extra info, te realiseren. Abrupt houden ze stil, als betoverd kijken ze op naar dit meer dan levensgrote werk, De graflegging van Christus door Caravaggio.  De blikken glijden daarna af naar de twee kunstwerken die het schilderij aan de linker- en rechterzijde flankeren. Nog twee grafleggingen, geïnspireerd op het werk van de meester, eentje van de Utrechtse caravaggist Dirck van Baburen, de ander van de Fransman Nicolas Tournier.

Caravaggio, De graflegging (1600-1602).

Als rondleider is het mijn taak om bezoekers nieuwsgierig te maken, te openen en te verwonderen over de kunstwerken die we samen bekijken. Maar het zijn op hun beurt juist de bezoekers die míj nieuwsgierig maken, mij laten verwonderen. Mijn favoriete kunstwerken zijn daarom vaak niet de geijkte werken van de briljante meester, maar werken die verhalen, emoties en herinneringen oproepen die de bezoeker in kwetsbaarheid durft te delen.

De graflegging van Christus van Michelangelo Merisi – Caravaggio – was een wonder om te aanschouwen voor mijzelf, en voor de vele bezoekers die ik rondleidde. De wanhoop, de overgave en het verdriet van de drie Maria’s, het gewicht van het dode lichaam dat Simon van Arimathea doet over buigen – hij heeft het allemaal zo treffend op doek weten te vatten. De versie van Dirck van Baburen krijgt meer kritiek te verduren: ‘Dat voorhoofd van Simon lijkt eindeloos!’ En: ‘De gezichtsuitdrukkingen van de vrouwen zijn wel érg theatraal!’ Het klopt allemaal, maar toch heeft dit werk me meer ontroerd, me meer geraakt dan het topstuk uit de Vaticaanse Musea, en wel door het inzicht van een negenjarige.

Dirk van Baburen, De graflegging (1617-1621).

Dirck van Baburens Graflegging hangt normaalgesproken op de vaste collectie, in de caravaggistenzaal. Daar loop ik op een donderdagmiddag met een nieuwsgierige, ongedurige groep vijf. We houden stil voor dit werk en het enthousiaste geklets verstomt abrupt. Grote ogen nemen deze trieste scène aandachtig in zich op. Één meisje verbreekt de stilte en zegt met een bibberig stemmetje: ‘Ik moet denken aan mijn overleden oma, die had precies zo’n kleur toen ik haar zag in de kist!’ Een eigenwijze traan rolt uit haar oog, over haar wang, drupt op de grond. Haar klasgenoten reageren allemaal tegelijk: delen knuffels uit, zeggen dat ze het niet wisten van haar oma, knikken meelevend. En ik? Ik verwonder me over wat kunst – en in dit geval Dirck van Baburen – teweegbrengt.

Francis Boer is museumdocent / educator / redacteur